Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En er werd [47]een steen gebracht, en op den mond des kuils gelegd: en [48]de koning verzegelde denzelven met zijn ring, en met den ring zijner geweldigen, [49]opdat de wil aangaande Daniel niet zou veranderd worden. 47. In den tekst staat opzettelijk uitgedrukt dat het een, of een enige steen was, te weten een grote steen, om den mond, deur, of ingang van den kuil dich en vast toe te stoppen, opdat Daniel elk middel, van daaruit te kunnen komen, zou benomen wezen; want Daniel was vanwege zijne profetieen en uitleggingen der dromen, in groot vertrouwen, en door de bediening zijner grote ambten, bij een iegelijk in groot aanzien. Het schijnt dat die booswichten straks gemerkt hebben, dat de leeuwen zich van Daniel hebben onthouden, daarom hebben zij dezen groten steen en het zegel des konings, en hun aller zegel, daarop gezet. 48. Dit is alzo, door Gods wonderbaarlijken raad geschied, opdat de verlossing van Daniel des te openbaarder zou blijken. 49. Of, opdat er niets, of geen ding zou veranderd worden, aangaande Daniel. Want zij vertrouwden den koning niet, dewijl hij alrede zoveel moeite had aangewend om Daniel te verlossen.